Over Willem Slooten
Het thuisfront
Het leven van zeelieden werd door de oorlog volkomen overhoop gegooid. Maar dat gold niet minder voor hun verwanten thuis.
Ook in vredestijd waren zeelieden natuurlijk langer van huis dan de meeste andere beroepsgroepen. Daarom kregen zij doorgaans hun salaris maar ten dele uitbetaald. Het andere deel, soms zelfs het grootste, werd niet aan de werknemer zelf uitgekeerd, maar aan diens gezin of andere familie – in het geval van Willem Slooten aan zijn moeder. Die uitkering heette maandbrief of maandceel (uitbetaling per week kwam ook voor).
Het uitbreken van de oorlog bracht daarin grote verandering. In de eerste plaats waren rederijen in bezet Nederland snel door hun financiële reserves heen. Ze hadden geen inkomsten meer, aangezien de meeste schepen gevorderd waren door de Nederlandse overheid in ballingschap. Daarvoor kregen ze wel een vergoeding, maar pas na de oorlog. Zodoende werd het steeds lastiger de maandbrieven te blijven betalen.
Veel belangrijker was dat de bezetter de maandbrieven opvatte als indirecte steun aan de geallieerden. Aanvankelijk zagen de Duitsers de betalingen nog door de vingers, maar op 11 april 1941 werd bekendgemaakt dat de verwanten van zeelieden nog hooguit betaald konden worden tot het niveau van de Armenwet (de voorloper van de Bijstand).
De poging om op deze manier geallieerde zeelieden te treffen, lukte maar ten dele. Zelfs uit NSB-hoek kregen de Duitsers de wind van voren – daar vreesde men, waarschijnlijk niet ten onrechte, dat de maatregel averechts zou werken en alleen maar de anti-Duitse sentimenten zou aanwakkeren. De maatregel van de Duitsers bleef formeel bestaan, maar er kwam in de praktijk weinig van terecht.
Zeemanspot
Via Radio Oranje werden particulieren en organisaties in Nederland opgeroepen de zeemansgezinnen financieel te steunen. Daaraan werd flink gehoor gegeven. Belangrijk was dat de Nederlandse regering in ballingschap zich garant stelde voor alle steunbetalingen. In bezet Nederland werd een illegaal fonds opgericht, de Zeemanspot, dat de steun aan zeemansverwanten kanaliseerde. Later werkte de Zeemanspot nauw samen met het Nationaal Steunfonds (van de befaamde ‘bankier van het verzet’ Walraven van Hall). Er werd wel gesproken over het ‘Landrottenfonds’.
In Londen werd op 5 september 1941 al de ‘Stichting voor Oorlogsslachtoffers der Nederlandse Handelsvloot en hunne nagelaten Betrekkingen’ opgericht. Die omslachtige naam werd in 1943 veranderd in Prinses Margriet Fonds. De Nederlandse koopvaardij kreeg in 1943 het ‘peetschap’ over de in dat jaar geboren prinses; kinderen van zeelieden werden wel 'margrieten' genoemd. Het fonds bleef tot 1976 bestaan (het huidige Prinses Margriet Fonds voor rampenbestrijding is een onderdeel van het Rode Kruis).