Over Willem Slooten
Willem Slooten en het weer
In het dagboek van Willem Slooten wordt bijna elke dag wel iets over het weer gezegd. Dat is een uiting van persoonlijke fascinatie, maar misschien ook van een lichte beroepsdeformatie.
Volgens de grote weerman Jan Buisman is het weer ‘de belangrijkste bijzaak van de geschiedenis’. Geldt dat al ter land, des te meer geldt dat ter zee. Het wel en wee van zeeschepen hangt ten nauwste samen met het weer. Meteorologen en zeelieden hebben dan ook al sinds mensenheugenis een band. Ze kunnen niet zonder elkaar. Tegenwoordig is meteorologie een belangrijk onderdeel van de opleiding tot maritiem officier en dat zal in de tijd van Willem Slooten niet anders geweest zijn. Aan boord van schepen wordt het weer nauwgezet bijgehouden in het logboek en, zoals blijkt, soms ook in persoonlijke dagboeken.
Nederland, destijds een aanzienlijke koloniale macht met belangen over de hele wereld en behorend bij de grotere zeevarende naties, heeft een geduchte reputatie in de ontwikkeling van de meteorologie. Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) is niet alleen een van de oudste meteorologische diensten van de wereld (opgericht in 1854) maar begon ook als een van de eerste met een stormwaarschuwingsdienst voor zeeschepen (1864).
Zoals op veel andere terreinen was de Tweede Wereldoorlog ook een kantelpunt in de weersvoorspellingen. Niet alleen werd grote vooruitgang geboekt in de betrouwbaarheid van de voorspellingen, ze werden ook een onderdeel van de strijd. Waar bijvoorbeeld in vredestijd de Britten al sinds 1859 weerberichten verspreidden ten bate van alle zeevarenden, werd deze dienst in 1939 opgeheven om pas in 1945 te worden hervat. Weersverwachtingen waren een wapen geworden dat niet in handen van de vijand mocht komen.
Weerschip
In de Tweede Wereldoorlog kwam ook het weerschip op. In 1921 opperde Météo-France het idee, maar in de oorlog werden ze werkelijk gestationeerd, vooral op de noordelijke delen van de Atlantische Oceaan en van de Stille Oceaan. De meeste weerschepen waren van de geallieerden maar de de as-mogendheden hadden er ook enkele. Ze waren meestal niet of nauwelijks bewapend. Verschillende weerschepen zijn tot zinken gebracht.
Na de oorlog waren, vooral in de noordelijke Atlantische Oceaan, twintig weerschepen over: dertien Amerikaanse en zeven Britse. In de jaren erop kwamen ook andere landen met weerschepen. Nederland bracht in 1947 de Cirrus en de Cumulus in de vaart, twee omgebouwde Amerikaanse fregatten.
Weerschepen bleven tot de late jaren zeventig actief. Vooral hun waarnemingen in hoge luchtlagen met ballonnen waren belangrijk. Later werd hun rol overgenomen door satellieten. De Nederlandse Cumulus voer tot 1985. Het laatste weerschip, de Noorse Polarfront, werd in 2009 buiten bedrijf gesteld.