Boven zee
Het vliegende potlood
Het grootste voordeel van het vliegende potlood was dat de vijand het zo moeilijk raken kon.
De Dornier Do 17 werd in 1932 op de tekentafel gezet als snel vliegtuig voor het vervoer van post, vracht en misschien zelfs passagiers door Lufthansa. Als gevolg van het Verdrag van Versailles mocht Duitsland immers haast niets militairs ondernemen. In 1933 werd door toedoen van de nazi’s de ontwerpopdracht subtiel veranderd in ‘snel, licht vrachtvliegtuig met speciale voorzieningen’. Omfloerst taalgebruik voor wat de Do 17 werkelijk moest worden: een bommenwerper.
Het toestel maakte zijn luchtdoop in 1934 en was dus bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al tamelijk oud. Het was in 1937 al ingezet in de Spaanse Burgeroorlog. De productie werd al midden 1940 gestopt omdat er inmiddels betere alternatieven waren – onder andere de Dornier Do 217, die veel op de Do 17 leek maar te dik was om nog een vliegend potlood te worden genoemd. Van de Do 17 waren toen al 2139 exemplaren gebouwd. Het toestel bleef overigens de hele oorlog vliegen, maar hoofdzakelijk als trainingstoestel of trekker voor zweefvliegtuigen en niet meer als bommenwerper.
Ruim zicht
Het front van de cockpit bestond geheel uit plexiglas, zodat de piloot ook vanaf grotere hoogte ruim zicht rondom had, evenals de schutter die naast hem zat. Verder had de Do 17 een bommenrichter en, meestal, een tweede schutter aan boord. Die vier man zaten allemaal bij elkaar in de kop van de romp (de Kampfkopf). Dat de rest van de romp zo slank was, gaf de Do 17 zijn bijnaam van ‘vliegend potlood’ en, belangrijker, maakte de Do 17 een lastig doelwit voor afweergeschut. Daarom alleen al was het bij Duitse piloten een geliefd toestel. Het toestel was trouwens ook zeer wendbaar, en je kon er uitstekend heel laag mee vliegen. Het was een van de eerste vliegtuigen met lekstoppende brandstoftanks in de vleugels en de slanke staart, wat verder bijdroeg aan de veiligheid. Er stond tegenover dat de Do 17 hoegenaamd geen bepantsering had, wegens gebrek aan ruimte en draagvermogen. De toestellen haalden ruim 400 km/h en konden bijna 8 km hoog vliegen, wat voor die tijd uitzonderlijk was.
Do 17’s werden in een aantal varianten gebouwd, die meestal in het type motor van elkaar verschilden. Eigenlijk waren de toestellen ontworpen voor motoren van Daimler-Benz, maar de productie daarvan werd vrijwel geheel opgeslokt door de jachtvliegtuigen van Junker en Heinkel. Vandaar dat de Do 17 meestal werden uitgerust met ietwat inferieure motoren van BMW of Bramo (later een onderdeel van Siemens). Er was ook een variant van de Do 17 die in de eerste plaats bedoeld was voor verkenningsvluchten en maar drie bemanningsleden had.
Foto Bundesarchiv
Wrak
Van de Dornier Do 17 zijn nauwelijks exemplaren overgebleven. Maar van een Do 215, praktisch identiek aan de Do 17 (maar oorspronkelijk bedoeld voor de export), is in 2017 een vrijwel compleet wrak gevonden in de Waddenzee. Het toestel had daar in de nacht van 6 op 7 juli 1941 een noodlanding gemaakt. Omdat het in een beschermd zeehondengebied lag, was het wrak al die tijd ongeschonden gebleven. Momenteel (2020) buigt een team van Luchtoorlogmuseum Fort Velthuis in Heemskerk zich over de conservatie.