
Op zee: koopvaardij
Zwarte Zee
De Zwarte Zee was een beroemd schip. Ze was de eerste zeesleper die werd aangedreven met dieselmotoren en ze was met haar 4200 paardenkrachten ’s werelds sterkste zeesleper.
In de neutraliteitsperiode, van september 1939 tot mei 1940, werd het uit 1931 stammende schip van L. Smit & Co’s Internationale Zeesleepdiensten een paar keer ingezet als escorte voor de enige Nederlandse konvooireizen, van Rotterdam naar Britse havens.
De dag na de Duitse inval werd de Zwarte Zee samen met andere zeeslepers gevorderd door de Koninklijke Marine. In de eerste oorlogsdagen sleepte ze een aantal belangrijke schepen veilig naar Britse havens, zoals de in Vlissingen nog in aanbouw zijnde torpedobootjager Isaac Sweers. Bij die tocht werd de Zwarte Zee in de monding van de Westerschelde bestookt door Duitse vliegtuigen die magnetische mijnen uitwierpen. De legendarische kapitein Teun Vet wist die listig te omzeilen. De Isaac Sweers kon in Engeland worden afgebouwd en kwam een jaar later in de vaart.
Daarna kwam de Zwarte Zee in de zuid-Engelse havenplaats Falmouth te liggen, klaar om uit te rukken bij noodsituaties. Ze redde bijvoorbeeld de Esperance Bay, die met een lading goud (!) door een Duitse luchtaanval onklaar was geraakt. In Falmouth liggend werd de Zwarte Zee in augustus 1940 zelf ook door een Duitse bom getroffen: het schip moest aan de grond gezet worden en kapseisde. Het kon evenwel weer gelicht en hersteld worden. ‘Zwartje maakt het weer goed’, schreef Teun Vet opgelucht aan zijn vrouw.
Vanaf februari 1941 voer de Zwarte Zee, net als twaalf andere Nederlandse zeeslepers, voor de Rescue Tug Section (tug = sleepboot) van de Britse marine. Het schip werd grijs geschilderd, kreeg een demagnetiseringsinstallatie en werd vrij zwaar bewapend. Er kwamen drie Britse gunners aan boord en een Britse verbindingsofficier, maar de bemanning bleef verder ongewijzigd. De Zwarte Zee werd gestationeerd in het west-Schotse Campbeltown en voerde talloze hulp- en reddingsacties uit voor door torpedo’s geraakte of buiten konvooien geraakte schepen. Zo bluste de Zwarte Zee ten oosten van IJsland een enorme brand op een nieuwe Noorse tanker die door een bombardement was getroffen. Samen met een andere sleepboot van Smit, de Thames, werd een door vier U-boten tegelijk aangevallen Empire-schip in veiligheid gebracht.
Zwaarder bewapend
Vanaf juni 1942 werd de Zwarte Zee, inmiddels nog zwaarder bewapend met onder andere een lanceerinrichting voor dieptebommen, gestationeerd in Port of Spain op Trinidad en Freetown in Sierra Leone. De Zwarte Zee kwam tussenbeide bij een Duitse aanval op een Amerikaanse vrachtvaarder. Daarbij wist ze een U-boot te rammen en onklaar te maken. Veel Britse publiciteit kreeg het samen met de Britse sleepboot Frisky vervoeren van een kolossaal drijvend droogdok uit New Orleans naar Freetown, in een speciaal konvooitje dwars over de Atlantische Oceaan. Willem Slooten zag in juli 1943 de Zwarte Zee van deze klus nog een beetje liggen bijkomen in Freetown – terwijl de zeesleper inmiddels alweer een aantal andere reddingsoperaties achter de rug had.
De Zwarte Zee hoorde, net als elf andere Nederlandse zeeslepers, bij de honderden schepen die deelnamen aan de landing op Normandië op D-Day. Daarna, in november 1944, kreeg de Zwarte Zee opnieuw Campbeltown als uitvalsbasis.
Op 24 juli 1945 kwam het schip eindelijk weer terug in Nederland. In de thuishaven Maassluis werden de vlaggen uitgestoken. Zowel de Zwarte Zee als kapitein Teun Vet werd bedolven onder de onderscheidingen. De Zwarte Zee bleef nog jaren voor Smit & Co varen, de laatste jaren onder de naam Ierse Zee omdat er in 1961 een nieuwe Zwarte Zee in de vaart was genomen. Na een langzame ‘uitvaart’ door de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas werd het vermaarde schip in 1966 in Hendrik-Ido-Ambacht gesloopt.
Foto: de Zwarte Zee in 1933, waarschijnlijk bij de thuishaven Maassluis.
Foto Willem van de Poll / Nationaal Archief


Kapitein Teun Vet in Freetown, 1943. Boven de Zwarte Zee in oorlogskleuren.
Foto’s zeesleepvaart.com