
Over Willem Slooten
Willem Slooten voor de oorlog
Dagboekschrijver Willem Slooten reed als scholier boodschappen rond voor de kruidenierszaak van zijn ouders in Amsterdam-Zuid. Vanaf zijn 18de voer hij voor de Koninklijke Hollandsche Lloyd.
Willem Slooten stamde uit een protestants middenstandsgezin uit de toenmalige gemeente Zuid en Noord Schermer (tegenwoordig een deel van Alkmaar). Zijn ouders Aagje Vorst (1876-1955) en Willem Slooten (1873-1921) trouwden er in 1901 en kregen op 3 april 1902 hun eerste en enige kind Willem jr. Het jonge gezinnetje verhuisde rond 1908 naar Amsterdam, waar vader en moeder een kruidenierszaak van de firma Van Amerongen aan de Valeriusstraat 90 uitbaatten. Als scholier bracht Willem weleens wat boodschappen naar klanten, want de winkel bezorgde ook aan huis.
Eenmaal op de middelbare school, vermoedelijk de Hogere Burgerschool aan de Roelof Hartstraat 1 (waar nu The College Hotel is gevestigd), reed Wim op een kruideniersfiets de winkelwaren rond. Op zondag ging het gezin gezamenlijk naar de kerk, misschien in de protestantse Willem de Zwijgerkerk aan de Olympiaweg. Mogelijk was Wim toen al bezig met de aanleg van zijn later imposante postzegelcollectie of met zijn huiswerk, want Wim was een ijverige en goede leerling. Daarvan zijn weliswaar geen rapporten of andere documenten bewaard gebleven, maar zijn latere prestaties op de Kweekschool voor de Zeevaart, de latere Hogere Zeevaartschool op de Prins Hendrikkade in Amsterdam, laten daarover weinig twijfel.
Eervolle vermeldingen
Willem was in 1917 nog maar net ingeschreven voor de opleiding tot stuurman of hij begon een reeks goede cijfers, eervolle vermeldingen en prijzen in de wacht te slepen, zoals een sextant (nu te zien in het Scheepvaartmuseum) voor wis- en zeevaartkunde, een verrekijker voor talen en niet in de laatste plaats aardrijkskunde, een vak waar hij in uitmuntte.
In 1920 haalde Wim zijn eerste examen en kwam als stuurmansleerling aan boord van het stoomschip Limburgia van de Koninklijke Hollandsche Lloyd (KHL), waar hij zijn hele leven zou werken.
Vanaf dat moment volgde een intensieve briefwisseling tussen ouders en zoon.
Lieve Jongen! (Amsterdam, 19 mei 1920)
Nog gauw een berichtje van ons bij uw vertrek uit IJmuiden. Wij zullen alle dagen aan U denken en hopen dat gij het goed moogt hebben en den reis u zal bevallen. [...] Nu vaart wel en tot weerziens zullen we maar hopen.
Uiteraard schreef Wim terug. In zijn eerste brief (‘Atlant. Oceaan, 22 mei 1920, Golf van Biskaje’) schrijft hij:
Lieve Ouders!
U zult wel gedacht hebben, geen bericht van Wim uit IJmuiden. Maar daarvandaan kon ik niet schrijven [...]. Mijn eerste kaart, waarop de Limburgia staat afgebeeld is uit Plymouth (red: bleek later verloren te zijn gegaan in de post), en deze brief zal wel uit Coruna verzonden worden. Zooals U al weet ben ik geheel niet zeeziek geweest, alleen is het eerst een vreemd gevoel toen we pas buiten IJmuiden kwamen, dat op en neer gaan v/h schip met de golfslag, doch daar merk je al gauw bijna niets meer van.
Evengoed ging het met Willem niet altijd van recht zo, die gaat. De leerling-stuurman had aan boord ook wel zo zijn problemen, blijkt uit een brief van vader (ongedateerd, vermoedelijk november 1920 gezien verwijzingen naar Sinterklaasavond):
En moogt die jongen het U nog lastig maken, zeg hem dan maar flinkweg dat je van zijn flauwiteiten niet gediend bent en dat je hem rondweg zegt dat het nu uit moet zijn want dat je het anders tegen de eerste Officier zult zeggen.
Er ging de ouders geen zee te hoog als het om het schrijven van een brief ging, hoe hard ze ook moesten werken (november 1920):
Het is kwart over elf uur, de winkel is geboend; nu heb ik nog even een poosje over om jou nog even een berichtje te sturen.
Vaders ziekte
Uit de brieven blijkt ook dat Willem Slooten sr. met gezondheidsproblemen kampt. Ongeveer een maand nadat Wim jr. het zeegat uitvoer, noteerde moeder (25 juni 1920):
Pa zijn been wou aldoor nog maar niet beteren, zoodat dokter besloot [...] dat Pa maar in het ziekenhuis moest worden opgenomen [...], wat een mensch al niet kan krijgen van het stooten.
Maar het mocht allemaal niet baten. Op zondag 7 augustus 1921 schreef moeder aan haar zoon:
Eindelijk weer eens bericht van huis, want je zult wel nieuwsgierig zijn hoe of het met Pa gaat, nu, Wim! nadat jij weg gegaan bent, ging hij erg achteruit, hij werd al minder, al zwakker [...] totdat hij eindelijk op Moe haar verjaardag, den 4e Aug., is overleden, waarna hij op het laatst erg verlangde. [...] Het is heel vreemd en stil in huis dat Pa weg is; maar daar moet men eerst weer aan wennen, we mogen hem de rust, daar hij erg naar verlangde, niet misgunnen, he Wim! Ik moest zijn goede jongen van Vader goeden dag zeggen.
Helaas zijn er in de correspondentie geen reacties van Wim op het overlijden te vinden, maar het was aanleiding voor zijn besluit om het levensonderhoud voor zijn moeder op zich te nemen. Een taak waaraan hij veel waarde hechtte, zoals we herhaaldelijk in het dagboek kunnen lezen.
Wachtgeld
In 1922, na het behalen van zijn diploma derde stuurman, bleef hij varen bij de KHL. In 1924 volgde zijn tweede rang. De economische depressie van 1929 kwam ook in de scheepvaart hard aan. Begin 1931 kondigde de KHL een algehele degradatie voor het personeel af. In 1932 en 1933 volgden salarisverlagingen en eind 1934 werd Willem op wachtgeld gezet: 70 procent van zijn laatst verdiende gage. Het jaar er op vond een golf van massaontslagen plaats voor varend en walpersoneel maar Wim zat daar niet bij. Hij mocht verder varen. En leren, want in 1937 slaagde hij voor zijn examen eerste stuurman.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog pakken we de draad van zijn verhaal weer op met het Dagboek van Willem Slooten.
Foto: Wim (rechts) als derde stuurman samen met een collega. Schip onbekend.
Foto: familiearchief

Reclame voor de VANA-levensmiddelenwinkels, waarvan Willems ouders er een uitbaatten. VANA was de grootste winkelketen van Amsterdam.
Foto Charlotte Huiskes