
Over Willem Slooten
Willem Slooten na de oorlog
Koud terug in Holland na ruim vijf jaar oorlog ging Willem Slooten na een tiendaags verlof al weer naar zee. Zou hij de draad van het gewone leven weer kunnen oppakken? Hij bleef in ieder geval schrijven...
Die eerste naoorlogse reis was gelukkig een korte, want met de kerstdagen was hij weer thuis bij zijn moeder. In zijn zogenaamde ‘Dienststaten’ – een verzameling notitieboekjes met meestal korte aantekeningen – noteerde Wim begin januari 1946 zijn vertrek met de Westland naar New York. Daar lag het schip maanden in het droogdok. Begin april werd koers gezet naar Zuid-Amerika. Of hij tijdens zijn verblijf in de VS, of in in de jaren erna nog contact heeft gehad met de Draaisma’s, valt niet te achterhalen. Wel is het zeker dat Willem de rest van zijn leven een geregelde briefwisseling onderhield met dochter Margie; zes dagen voor zijn dood postte hij een laatste brief aan haar.
Groot verlof
In juni van 1946 kreeg Willem groot verlof. Een aanzienlijk deel ervan bestond uit het zogenaamde Kerstensverlof. Dat bestond uit zestig dagen betaald verlof, in 1943 beloofd door de Nederlandse regering in ballingschap, op initiatief van minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart P.A. Kerstens. Daarna volgde een lange periode van havendiensten, afgewisseld met kantoorwerk in het hoofdgebouw van de Koninklijke Hollandsche Lloyd. In november accepteerde Wim het aanbod van de directie om vertegenwoordiger te worden van Wm. H. Müller en Co. in Hamburg, de moedermaatschappij van de KHL. Het zou nog wel even duren voordat alle bureaucratische barrières, zoals het verkrijgen van een werkvergunning van de Britse bezetter, waren geslecht.
In afwachting daarvan deed Willem in het Britse Tilbury havendienst op de Van de Velde – de latere Rijnland – het schip waarop hij bij terugkeer in Amsterdam kapitein zou worden. Hij ging daarbij, in het voorjaar van 1947, zeker driemaal met verlof naar Spalding, zijn toevluchtsoord in de oorlog. Daarop komen Marie en oom Cor in juni op bezoek bij de Slootens in Heemstede en andere familie in Alkmaar. Wims notities daarover zijn bijzonder kort: ‘26 op 27 april met M. te Brentwood’, ‘Oom Cor en Marie 7-11 Juni bij ons te logeeren’ en ‘met moe naar Alkmaar, naar Marie & Oom Cor’. Het contact tussen de Nederlandse en Britse tak van de familie was na de oorlog in ieder geval nog intact.
Hamburg
Januari 1948 was het dan zo ver. In gezelschap van directeur Bohlken vertrekt Willem per auto naar Hamburg. In zijn dienststaat noteerde hij zijn verblijf daar in de hotels Atlantic en Reichshof. In mei keerde hij aan boord van de Salland, weer terug in Amsterdam en was ‘dezelfde avond thuis’. Hoe lang Willem agent in Hamburg is geweest, valt niet te achterhalen. In ieder geval was hij in 1951 aan boord van het stoomschip Delfland op weg naar Zuid-Amerika, nam hij in juni 1952 het gezag over van Willem Scheurkogel op het motorschip Gaasterland en bleef hij op dit schip tot hij in november 1953 tijdelijk moest stoppen wegens ziekte van zijn moeder.
Er volgde een periode van kustreizen, voornamelijk op Bremen en Hamburg. Maar in mei 1954 begon hij op de Salland weer aan een lange reis naar Zuid-Amerika om van daaruit terug te keren op de Gaasterland, het schip waarop hij tot juni 1957 zou varen. Zijn moeder was intussen, in 1955, overleden maar Wim rept er in zijn reisaantekeningen niet over. In deze tijd wordt Willem de opvolger van ‘zijn’ kapitein Braun op de Delfland.
De bushalte
Het zal 1956 zijn geweest dat Willem in Noordwijk aan Zee, wachtend op de bus, Lenie van der Luijt ontmoette. Er ontstond een romance die in 1958 tot een huwelijk leidde. Ze woonden in Heemstede. Aan boord van de Montferland maakte het echtpaar een huwelijksreis naar Zuid-Amerika; Wim als gezagvoerder en Lenie als stewardess, zoals uit haar monsterboekje blijkt. Een zo te zien gelukkige tijd.
In 1979 werd Lenie ziek en opgenomen in een verpleeghuis in Heemstede; daar overleed ze in 1983. Willem ging al die jaren vrijwel elke dag bij haar op bezoek. Na haar overlijden verhuisde hij naar een verzorgingsflat in Heemstede.
Posttraumatisch stresssyndroom
Wanneer de eerste verschijnselen van wat we nu PTSS noemen zich bij Willem hebben geopenbaard, weten we niet. Het lijkt er op dat hij ergens in 1959 – hij was toen 57 jaar oud – met vervroegd pensioen is gegaan. Of misschien gestuurd omdat bemanningsleden bij de rederij hadden aangegeven niet meer met kapitein Slooten te willen varen vanwege diens onvoorspelbare woedeaanvallen. In ieder geval stoppen Willems ‘Reisaantekeningen’ vrij abrupt in een nog niet helemaal volgeschreven (!) schrift: ‘Zaterdag 28 februari 1959, 08.50 A'dam (gemeerd Oe Handelskade) (middenterrein)’.
Nadien was er tussen de kapitein en de KHL nog wel contact, getuige bewaard gebleven correspondentie. Ook bleef Wim betrokken bij de Vereeniging van Oud-Kweekelingen van de Kweekschool voor de Zeevaart.
Je kunt zeggen dat Willem Slooten door zijn oorlogsherinneringen werd ingehaald en dat die de rest van zijn leven behoorlijk hebben verziekt. Als op een verjaardag een onoplettend familielid over het koningshuis begon, reageerde hij steevast met ‘Beatrix, die rotmeid, die is met een Duitse soldaat getrouwd’, gevolgd door ‘één op de vijf zeelieden is nooit teruggekeerd uit de oorlog – weten jullie dat wel, weten jullie dat wel!?’
Hij stond met de oorlog op en ging er mee naar bed. Zijn hele dag, zijn leven, stond in het teken van de oorlog.
In 1983 voegde hij nog een laatste overpeinzing aan zijn dagboek toe: ‘Ik heb in 1940-1945 geen enkele Duitse duikboot gezien, maar ik heb wel goed kunnen merken dat ze er waren.’
Foto: Willem Slooten als kapitein op de Montferland, Buenos Aires, 11 april 1958.
Foto familiearchief
Familie

Tante Lenie en oom Wim op 11 maart 1978, ter gelegenheid van hun twintigjarig huwelijk.
Foto familiearchief
Grote boot
Ik heb dagboekschrijver Willem Slooten goed gekend. Zo kan ik me herinneren – ik zat op de kleuterschool en moet dus vier of vijf jaar oud geweest zijn – dat tante Lenie en oom Wim bij ons op bezoek kwamen in Rheden. Oom Wim en ik zijn toen naar de IJssel gewandeld waar op dat moment juist een riviercruiseschip voorbij voer. Opgewonden riep ik: ‘Kijk daar oom Wim, wat een grote boot’. Waarop Wim antwoordde: ‘Ja Freddie, dat is een heel grote boot’.
Fred Beijen, samensteller Koopvaardij 40-45