Colombo, maandag 6 januari 1941 06-01-1941
Hollandsche kost
Maandag 6 januari 1941 We kwamen aan in Colombo op het eiland Ceylon. Weet u nog dat Jan Bruins nooit Colombo bereikt heeft, maar drie dagen ervoor in zee is begraven? Hij zou naar zijn zus Tony gaan, die nu in Heemstede begraven ligt. Nooit gedacht dat ik er nog eens op deze manier zou komen.
We losten in Colombo de lading maar moesten langer wachten vanwege een defecte turbine, die in het droogdok met hulp van een zware kraan uit het schip moest worden gehesen. Je ligt hier op de boeien voor en achter, met nog een anker uit. We zagen hier een paar Hollandse passagiersschepen: de Johan de Witt, Christiaan Huygens, Nieuw Zeeland en een schip van de Rotterdam Lloyd voor troepen. In de stad zag je veel Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
Ik ben op een avond met vierde stuurman Bender en derde machinist Snijder op bezoek geweest bij een Hollandse dame, miss Juriaanse. Eerst dronken we in de voorgalerij een whisky-soda en later hebben we samen gegeten. Je moet eerst nog wel aan dat eten wennen. Geef mij maar Hollandse kost. Ze woonde daar alleen met twee inlandse bedienden. Ze werkte in het archief - de Secretary - om een paar duizend oud-Hollandse boeken te ordenen in een catalogus. De Hollanders hebben indertijd de hele kuststrook van Ceylon geleidelijk aan in bezit genomen en zijn er honderdvijftig jaar gebleven. In het midden van het eiland verbleef toen nog de koning van Kandi. Mevrouw Juriaanse bracht ons later met haar eigen auto naar de pier. Later hebben Bender en ik haar nog opgezocht in het archief. Daar had ze een eigen werkkamer. Wel interessant, die oude boeken en de manier waarop ze beschadigde geschriften repareren en voor verdere schade bewaren.
Ik heb in Colombo nog diverse dingen gekocht, zoals sandalen, witte helmhoed, een tropenpak, twee witte pakken, twee schillerhemden, twee khaki shorts - korte broeken - ondergoed en nog vier houten olifanten die ik voor Spalding wil meenemen.
We kregen hier van het schip muskietennetten, klamboes. We waren al eerder begonnen met het slikken van kinine. Ik heb hier nog een beroemde film gezien: Gone with the Wind. Gemaakt naar een beroemd boek dat Bogert aan boord had. Maar het viel me tegen. Jammer dat mijn palmbeach pak thuis is gebleven: dat was hier goed van pas gekomen.
Wat me opviel is dat Ceylon en het vasteland door een soort ondiepten - de Adam's Bridge - verbonden zijn. Je kunt er niet tussendoor varen. Er waren in Colombo natuurlijk ook de riksja’s, wagentjes met koelies ervoor. Maar ik vond die in Durban indertijd groter en mooier.
6 Januari 1941 kwamen wij te Colombo op het eiland Ceylon. Weet U nog dat Jan Bruins (die naar zijn zuster zou gaan, Tony, die nu te Heemstede begraven ligt) nooit Colombo bereikt heeft, doch drie dagen ervoor, in zee begraven is? Niet te denken dat 62 ik er nog eens op deze manier zou komen. We losten te Colombo de daarvoor bestemde lading, maar bleven langer wachten op de reparatie van de turbine die bij aankomst defect bleek. Je ligt hier op de boeien [1] voor en achter, met nog een anker uit. De turbine moest voor reparatie aan de wal, en daarvoor moesten wij meren in het droogdok om hem te ontschepen met de zware kraan van het dok, en later weer in te zetten. We zagen hier eenige Hollandsche passagierschepen (“Johan de Witt; “Christiaan Huygens”; “Nieuw-Zeeland” en een Rotterdam Lloyd boot) voor troepen [2]; in de stad zag je veel Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
Ik ben op een avond met de 4e stuurman F. Bender en de 3e machinist J. Snijder op bezoek geweest bij een Hollandsche dame, Miss M. Juriaanse (Claessen Place. Near Police School. Bambulapitiija); zij had 3 Hollanders uitgenodigd. Eerst dronken wij in de voorgalerij een whisky-soda, en later 63 aten wij; je moet echter eerst nog aan dat eten gewennen. Geef mij maar Hollandsche kost. Zij woonde daar alleen met 2 inlandsche bedienden, zij was op het archief (in de “Secretary”) om eenige duizenden oud-Hollandsche boeken te ordenen in een catalogus, want de Hollanders hebben de geheele kuststrook van Ceylon geleidelijk in bezit genomen gedurende 150 jaren; in het midden woonde toen echter nog de koning van Kandi. Die dame bracht ons later met haar eigen auto naar de pier. Later hebben Bender en ik haar nog bezocht in het archief, waar zij een eigen werkkamer had. Wel interessant die oude boeken; en de manier waarop ze beschadigde geschriften repareeren en voor verdere schade bewaren. Ik heb te Colombo nog diverse dingen gekocht; sandalen, witte helmhoed, een “tusor” tropenpak, 2 witte pakken, 2 Schillerhemden, 2 khaki-shorts (korte broeken), ondergoed en nog 4 houten houten olifanten, die ik voor Spalding wil meenemen.[3]
64 We kregen hier van het schip muskietennetten (klamboes); we waren al eerder begonnen kinine te slikken. Ik heb hier nog een beroemde film gezien: “Gone with the wind” naar een beroemd boek, dat Bogert aan boord had; het viel mij echter tegen. Jammer dat mijn palmbeach-pak thuis gebleven is, dat had hier goed tepas gekomen.
Wat mij trof is, dat Ceylon en het vasteland door een soort ondiepten (“Adams’-bridge”) verbonden zijn, je kunt er niet tusschendoor varen. Er waren in Colombo natuurlijk de ricksja’s, wagentjes met koelies ervoor, doch ik vond die in Durban indertijd grooter en mooier.
[1] zie bldz. 135.
[2] Zij brachten de troepen die door de “Mauretania” en andere groote schepen naar Colombo gebracht werden, verder naar Middle East.-
[3] Zij waren daar erg blij mee; twee olifanten-boekensteunen staan op Marie’s slaapkamer.-