
Op zee: koopvaardij
Varen in konvooi, deel 1
Varen in konvooi is een heel oude methode om schepen te beschermen tegen vijandige aanvallen. Het eerste bekende konvooi werd al in 1547 georganiseerd door het Graafschap Holland, toen de machtigste zeevarende natie ter wereld.
Het eerste konvooi van de Tweede Wereldoorlog vertrok op de dag nadat deze met de Duitse inval in Polen uitbrak, dus op 2 september 1939. Het ging om acht schepen met oorlogsmaterieel van Gibraltar naar Kaapstad, begeleid door een slagschip en acht torpedobootjagers. Maar daarbij ging het nog om een speciaal, militair konvooi. Echte handelskonvooien kwamen spoedig daarna.
Zeelieden stonden in een haat-liefdeverhouding tot het konvooi. Ze hadden een hekel aan het vele gedoe eromheen. Dat een konvooi nooit sneller kon varen dan het langzaamste schip droeg niet bepaald bij aan de populariteit en het vertrouwen. Ook in militaire kring was niet iedereen even gelukkig met konvooien; binnen de Royal Navy was een flinke groep hoge officieren die in plaats van in konvooibegeleiding de energie liever gestoken zag in een brede U-botenjacht (‘sweep’) over de wijde oceaan. Ook Churchill hing aanvankelijk die opvatting aan. In werkelijkheid zijn konvooien veel doeltreffender tegen vijandige aanvallers, omdat je dan in elk geval bij benadering weet waar je die moet zoeken – namelijk vlak in de buurt. Zonder konvooi wordt dat zoeken naar een speld in een hooiberg.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog was het Verenigd Koninkrijk de absolute wereldmacht op zee (en trouwens ook daarbuiten). Britten beheersten bijna de helft van de koopvaardij. Pas op grote afstand, met 22 procent van de koopvaardij, kwamen de Verenigde Staten. Britten waren de politie op de wereldzeeën en regelden er alles. Geallieerde konvooien werden dan ook vrijwel altijd op touw gezet door de Britten.
Ze werden aangeduid met een twee-, soms drieletterige code, gevolgd door een volgnummer. ON 9 betekende bijvoorbeeld het negende konvooi Outward Norway, HG 2 het tweede konvooi Homeward Gibraltar. Wijs worden uit de codes was geen sinecure; er waren er 430 in gebruik, en hun betekenis veranderde nogal eens. Ook werden soms dezelfde codes voor verschillende routes gebruikt.
Gedurende de hele Tweede Wereldoorlog zijn er ongeveer drieduizend oceaankonvooien geweest, waaraan 86 duizend schepen deelnamen. Talrijker nog waren de kleinere kustkonvooien – ongeveer achtduizend, met 175 duizend schepen.
De bekendste konvooien waren de HX- en SC-konvooien vanuit het Canadese Halifax en later vanuit New York. HX-konvooien waren bedoeld voor tamelijk snelle schepen, SC-konvooien voor langzamere. De grens lag bij 9 knopen. Heel snelle schepen, die 15 knopen of meer haalden, hadden weinig baat bij een konvooi; hun snelheid bood op zichzelf al meer veiligheid.
Colonnes
De koopvaardijschepen in een konvooi voeren in een aantal colonnes van min of meer hetzelfde aantal schepen. Ze stonden onder gezag van de commodore, veelal een gepensioneerde hoge officier van de Royal Navy. Maar het konden ook niet-Britten zijn; er zijn twee Nederlandse commodores geweest. De commodore voer, met een klein team verbindingsofficieren, mee op het grootste en meest comfortabele schip in het konvooi: het commodoreschip. Het was in zekere zin een eer om commodoreschip te zijn. 34 keer, op 74 reizen, werd een Nederlands schip commodoreschip. De Waterland, waarop Willem Slooten voer, was in dit opzicht Nederlands kampioen; die was op tien reizen commodoreschip. Behalve de commodore was er meestal ook een vice-commodore en een rear-commodore, die op andere schepen meevoeren voor het geval het commodoreschip iets zou overkomen.
Het gezag van de commodore beperkte zich tot de koopvaardijschepen. Het konvooi als geheel, dus inclusief de militaire escorteschepen, stond onder leiding van de escortecommandant. In de beginjaren van de oorlog was het een hardnekkig probleem om escortes samen te stellen wegens nijpend gebrek aan geschikte schepen. De eerste konvooien werden dan ook alleen in de buurt van landmassa’s begeleid. In de uitgestrektheid van de oceaan moesten ze het zonder begeleiding stellen. Die situatie was te overzien, omdat in die periode de Duitse U-boten en vliegtuigen nog nauwelijks actief waren midden op de oceaan. De Britten pakten het probleem met de nodige voortvarendheid aan. Eerst werden een aantal overjarige marineschepen omgebouwd tot escorteschip door er luchtafweer op aan te brengen, later werd in hoog tempo een groot aantal speciale escortevaartuigen gebouwd. Zo liepen er in 1939-1940 maar liefst 144 voor konvooibegeleiding bedoelde korvetten in de Flower-klasse van stapel, en later nog eens 150.
Heel in het begin waren de koopvaardijschepen in een konvooi nog onbewapend, maar dat duurde niet lang. Op 1 oktober 1939 kregen ze opdracht om zo mogelijk Duitse U-boten te rammen, wat al militair ingrijpen is. Spoedig daarna verscheen het eerste luchtafweergeschut op koopvaardijschepen en werd de bemanning geleerd ermee om te gaan. Dat geschut was aanvankelijk nog primitief, maar werd later op het niveau van oorlogsschepen gebracht.
Foto: een oceaankonvooi onderweg, gezien vanuit een RAF vliegtuig, ca. 1943.
Conference
Voordat een konvooi vertrok, was er in de vertrekhaven een uitgebreide vergadering (‘conference’) van alle kapiteins en vaak ook eerste stuurlieden met de commodore en de escortecommandant. Meestal waren er ook hogere officieren bij aanwezig, zoals de marinecommandant van de vertrekhaven. De route werd uitgebreid besproken, evenals de vele voorschriften en regelingen, die alle aan veel veranderingen onderhevig waren. Daarna kon iedereen vragen stellen. De conferences waren erg informeel, om niet te zeggen gezellig. Ook in het dagboek van Willem Slooten valt tussen de regels te lezen dat de zeelieden er bepaald geen hekel aan hadden.
Literatuur
- K.W.L. Bezemer: Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, Elsevier 1986.