Op zee: koopvaardij
Troepenschepen
De Tweede Wereldoorlog brak uit op een moment dat de cultuur van de grote passagiersschepen op haar hoogtepunt was. Intercontinentaal luchtverkeer moest nog tot ontwikkeling komen en alle chique reizen gingen per schip. Nergens waren luxe, comfort en glamour zo nabij als op een grote ocean liner.
Het summum van de ocean liners waren de giant liners. Daarvan waren er op de hele wereld zes. De Queen Elizabeth (met 83.650 ton de allergrootste), de Queen Mary, de Aquitania en de Mauretania waren alle vier van de befaamde Cunard White Star Line in Liverpool. Je had de Île de France uit Le Havre. En, last but not least, was er de Nieuw Amsterdam (36.287 ton) van de Holland-Amerika Lijn. Nederland, in die tijd immers nog een koloniale macht, sprak een duchtig woordje mee in de wereld van de grote scheepvaart.
Om allerlei redenen waren deze magistrale schepen ideaal voor troepentransport. De weelderige markt van luxe reizen was onmogelijk geworden. De passagierslijnschepen waren groot, konden lange afstanden varen en waren snel (de Queen-schepen haalden bijna 30 knopen). Dat betekende dat ze zelfstandig konden varen en niet waren aangewezen op een konvooi.
Danszalen en rooksalons
Voordat een luxe passagiersschip een troepenschip was, moest er heel wat gebeuren. Kostbaarheden zoals kunstwerken, kleden, gordijnen en luxe meubilair werd van boord gehaald en opgeslagen of verdwenen achter een omtimmering tot betere tijden. Het schip werd in oorlogsgrijs of andere gedekte kleuren geverfd. Ramen werden verduisterd. Grote theaters, danszalen, rooksalons, leeszalen, winkelgalerijen werden leeggehaald en volgezet met stapelbedden. In alle hutten werden bedden of hangmatten bijgeplaatst; prullenmanden en telefoons werden weggehaald. Er werden hospitaalruimten ingericht. Er kwamen extra toiletten en badgelegenheden, met een aparte spoelwaterleiding om de drinkwatervoorziening te ontlasten. Een kleine luxe-accommodatie werd gehandhaafd; per slot van rekening moesten er af en toe ook hoge gasten mee. Er kwamen meer reddingsvlotten en zwemvesten. Ten slotte kreeg het schip bewapening: een of twee kanonnen en wat luchtafweergeschut. Waar nodig – stuurhut, kaartenkamer – werd het schip met beton versterkt. Aan de boeg werd een zware stalen punt gelast. Het vrouwelijk personeel kreeg congé: een troepenschip had geen emplooi voor linnenjuffrouwen en schoonheidsspecialistes. Er kwamen overigens tientallen verpleegsters voor in de plaats.
Na de transformatie tot troepenschip was de capaciteit aanzienlijk toegenomen. De Nieuw Amsterdam bijvoorbeeld, goed voor 1220 passagiers in vredestijd, kreeg accommodatie voor 4092 soldaten: 1933 in kooien en 2159 in hangmatten. Na een verbouwing in februari 1943 kon het schip zelfs 6300 man herbergen. Dat is zo veel, dat de mannen maar twee keer per dag te eten kregen; met drie maaltijden per dag zouden ze elkaar in de weg gaan lopen. De bemanning telde 433 koppen.
Kostbaar
Troepenschepen mochten dan wel zonder konvooi kunnen vanwege hun grote snelheid, ze kregen meestal wel een vorm van escorte, omdat ze zo kostbaar waren – in letterlijke zin, maar ook vanwege het hoge aantal opvarenden. Ook voeren ze meestal in groepen van drie of vier. Vandaar dat Willem Slooten in Durban drie van de tot troepenschip omgebouwde giant liners aantrof.
Overigens waren het natuurlijk niet alleen de allergrootste passagiersschepen die tot troepenschip werden omgebouwd. Ook de wat kleinere passagiersschepen werden hiervoor gevorderd. Soms werden grote vrachtschepen omgebouwd tot troepenschip. Al met al hadden de geallieerden 202 troepenschepen in de vaart, waarvan achttien Nederlands. Er gingen er maar liefst 56 van verloren, waaronder de Nederlandse Christiaan Huygens en de Dempo, beide gelukkig zonder passagiers
Na de oorlog bleven de troepenschepen nog geruime tijd in functie: de soldaten moesten immers allemaal weer terug naar huis. Het weer herstellen in oude luister nam ook behoorlijk wat tijd in beslag; pas in de loop van 1947 pakten de passagiersschepen hun oude bestaan weer op.
Foto ssmaritime.com
De Nieuw Amsterdam, te water gelaten in 1937, lag begin 1940 in New York en kon dus niet door de Duitsers worden ingepikt. Het schip deed luxe cruises naar het Caribisch gebied. In september 1940 werd de Nieuw Amsterdam verhuurd aan het Britse ministerie van Oorlogstransport, overigens buiten medeweten van de Holland-Amerika Lijn, die aanvankelijk grote bezwaren had. De reder kreeg alleen de verzekering dat de Nieuw Amsterdam voorlopig niet op heel gevaarlijke routes zou worden ingezet.