
Vergaan
Paulus Potter
De Paulus Potter was het enige Nederlandse schip in het ongelukskonvooi naar Rusland van juni 1942. Ze ging verloren, maar alle opvarenden overleefden.
De zogeheten ‘arctische konvooien’ naar de Russische havens Moermansk of Archangelsk waren gebruikelijk geworden na de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Vanaf dat moment hoorde de Sovjet-Unie immers ineens ook tot de geallieerden. De Russen hadden een schreeuwend gebrek aan materieel om zich tegen de Duitsers teweer te stellen. Dat werd overzee aangevoerd naar de noord-Russische havens vanuit de Verenigde Staten, meestal met IJsland als tussenstation.
De eerste dertien van deze konvooien verliepen zonder veel problemen en leken aan de aandacht van de Duitsers te ontsnappen. Daarna ging het mis en werden de konvooien voortdurend in de gaten gehouden en aangevallen. Vanwege de noordelijke route werd het steeds lastiger konvooien te organiseren. ’s Zomers bleef het vrijwel een heel etmaal licht, zodat de schepen gemakkelijk door de vijand werden ontdekt. ’s Winters hielp de langdurige duisternis, maar was er het drijfijs en vooral de aanhoudende, vlijmende koude waartegen de meeste schepen niet bestand waren, om nog maar te zwijgen van hun bemanningen. Bovendien zijn de noordelijke zeeën van oudsher berucht om hun stormen; nergens kan het zo tekeergaan als daar.
Mooi schip
Het stoomschip Paulus Potter was een Brits standaardvrachtschip van 7168 ton en heette oorspronkelijk Empire Johnson. Het was voor zo goed als nieuw gekocht door het Nederlandse Shipping, de overheidsreder in oorlogstijd, die het omdoopte tot Paulus Potter. Het was een mooi schip en voor een koopvaardijschip vrij zwaar bewapend.
De Paulus Potter maakte, met onder meer 35 tanks, 25 vliegtuigen en elf Russische passagiers aan boord, deel uit van het zeventiende konvooi naar Archangelsk, konvooi PQ 17. Dit was een van de eerste grote gecombineerd Amerikaans-Britse operaties in de Tweede Wereldoorlog. De Britten hielden er sterk rekening mee dat dit konvooi niet alleen door U-boten, torpedobootjagers en vliegtuigen zou worden belaagd, maar ook door twee zware slagschepen die zich in Noorse fjorden schuilhielden, de gevreesde Tirpitz en de Admiral Scheer. Met hun zware kanonnen zouden deze van grote afstand enorme schade kunnen aanrichten.
Konvooi PQ 17 kreeg dan ook een uitzonderlijk sterke begeleiding. Er was een close-escort van zes torpedobootjagers, vier korvetten, twee onderzeeboten, twee luchtafweerschepen, drie mijnenvegers en nog wat klein grut. Op enige afstand daarbuiten was nog een escorte van vier zware kruisers en drie torpedobootjagers. Op nog grotere afstand hield een eskader met twee slagschepen waaronder de Britse Duke of York, twee kruisers en een vliegkampschip de boel in de gaten. Tussen dit alles door patrouilleerden dertien onderzeeboten. Al met al waren er zestig geallieerde marineschepen om de 35 schepen in het konvooi te beschermen. De route was vanwege de veiligheid wat noordelijker gelegd dan van eerdere konvooien, aangezien het ijs zich in juli wat had teruggetrokken. De tocht werd daardoor wel wat langer.
Het konvooi vertrok op 27 juni 1942 uit Reykjavik. Bij het vertrek raakten meteen al twee schepen onklaar door pakijs, zodat de tocht met 33 werd voortgezet. Op 1 juli waren de eerste U-boten in de buurt gesignaleerd, en op 4 juli barstten de aanvallen in alle hevigheid los, vooral van vliegtuigen. Drie schepen gingen meteen verloren.
Ontbinden
Aan het thuisfront, bij de Britse admiraliteit, was inmiddels activiteit gerapporteerd van de Duitse slagschepen in Noorwegen. De conclusie was dat die zich in de strijd gingen mengen, en daarom werd het bevel aan het konvooi gegeven zich onmiddellijk te ontbinden. Verspreide schepen vormen immers een moeilijker doelwit voor zware kanonnen op grote afstand dan een samenhangend konvooi. De escorteschepen kregen het bevel zich terug te trekken. Achteraf gezien was dit een overbodige, en ook noodlottige beslissing. De zware Duitse slagschepen bleven in hun Noorse fjord en werden niet ingezet, vermoedelijk omdat Hitler er persoonlijk een stokje voor stak; hij wilde zijn slagschepen niet blootstellen aan gevaar voor een eenvoudig konvooi.
Voor de U-boten en de Duitse vliegtuigen waren de verspreide, niet langer beschermde schepen een veel gemakkelijker prooi dan een konvooi. Er werden er dan ook nog eens negentien schepen getroffen, waaronder de Nederlandse Paulus Potter. Deze werd aangevallen door zeven Junker bommenwerpers. Hoewel ze niet direct werd geraakt door vliegtuigbommen, werd door de vele near-misses zoveel schade aangericht dat de kapitein het bevel gaf het schip te verlaten. Dat gebeurde in vier sloepen, waarvan een voorzien was van een motor. De Paulus Potter bleef drijven, maar maakte wel zware slagzij.
De vier sloepen van de Paulus Potter zetten koers naar Nova Zembla. Dat moet een helse tocht zijn geweest, ook al was het hartje zomer. Het enige pluspunt was dat de drie ongemotoriseerde sloepen zo veel noordenwind in de zeilen kregen, dat de motorsloep ze nauwelijks kon bijhouden. Er was te weinig voedsel en water, er waren voortdurend sneeuwbuien en de mannen kregen last van bevroren ledematen.
Honds
Na zes dagen werd Nova Zembla bereikt, maar het landschap bleek desolaat dus men moest weer de zee op, koersend naar het zuiden, waar men een Russische basis voor watervliegtuigen wist. Een overvliegende Russische Catalina ontdekte de sloepen – en ook nog een flink aantal reddingsboten van andere schepen uit het konvooi. Een Russische coaster kwam te hulp en op 15 juli nam die de drenkelingen aan boord. Uiteindelijk werden ze in Archangelsk opgevangen, waar ze overigens door het Stalin-regime uitgesproken honds werden behandeld. Velen waren er slecht tot zeer slecht aan toe. Van enkelen moesten bevroren ledematen worden geamputeerd, wat wegens gebrek aan morfine af en toe onverdoofd moest gebeuren. Maar alle 76 opvarenden van de Paulus Potter hadden de aanval overleefd.
De verlaten Paulus Potter werd op 13 juli, vastliggend in het drijfijs, gevonden door een U-boot. Bij inspectie bleek de trommel met vertrouwelijke papieren nog aan boord te zijn; kennelijk was het schip in zo grote haast en verwarring verlaten dat de kapitein had nagelaten deze overboord te gooien. De Duitsers maakten zich er meester van en brachten de Paulus Potter met een torpedo tot zinken. De geheime papieren, met onder andere de ligging van Britse mijnenvelden en geallieerde seincodes, werden zo snel mogelijk naar de Duitse inlichtingendiensten in Berlijn gezonden. Het was een onvergeeflijke blunder de papieren niet overboord te gooien alvorens het schip te verlaten. Kennelijk dacht de kapitein van de Paulus Potter dat zijn schip zinkende was, maar dat bleek niet het geval.
Churchill noemde konvooi PQ 17 ‘een van de treurigste zeevaartepisodes uit de hele oorlog’. Stalin kon haast niet geloven dat er zoveel schepen verloren waren gegaan en veroordeelde het bevel tot ontbinden van het konvooi. De toch al fragiele betrekkingen tussen Rusland en de westerse geallieerden verbeterden er niet op. Zelfs tussen de Britten en de Amerikanen boterde het even wat minder. Pas op 2 september 1942 vertrok er weer een arctisch konvooi.
Foto: Konvooi PQ 17 in de Hvalfjord, juni 1942
Foto C.J. Ware – Imperial War Museums
Enorme verliezen
PQ 17 hoort bij de zwaarst getroffen konvooien uit de Tweede Wereldoorlog. 23 schepen gingen verloren, 153 man kwamen om. Het verlies aan mensenlevens was, gegeven de omstandigheden, nog tamelijk laag. Maar de materiële schade was nauwelijks te bevatten: 430 tanks, 3350 andere militaire voertuigen, 210 vliegtuigen en 142 duizend ton aan ander materiaal gingen verloren. Slechts twee schepen bereikten ongeschonden Archangelsk, negen Moermansk. Nog geen derde van de konvooilading bereikte Rusland. De verliezen aan Duitse kant waren minimaal: slechts zeven van de 202 vliegtuigen gingen verloren, alle elf ingezette U-boten keerden terug.
SOS Paulus Potter, deel 1 van een uitstekende driedelige NCRV-documentaire van Jelte Rep uit 1984/1985, herhaald in 1987. Deel 2 en 3 staan helaas niet op YouTube.
Video YouTube-kanaal tvenradiodb.nl
Smaad
Een van de talloze boeken die er over konvooi PQ 17 zijn geschreven is van de beruchte Holocaust-ontkenner David Irving. In zijn The Destruction of Convoy PQ-17 uit 1968 legde hij de schuld voor het mislukken geheel en al bij Jack Broome, commander van het close-escort. Dit leidde in 1970 tot een aanklacht wegens smaad. Na een rechtszaak van drie weken werd Irving veroordeeld tot een schadevergoeding van 40 duizend pond, het hoogste bedrag tot dan toe. Het boek werd uit de handel genomen. Irving ging in beroep tot aan het Hogerhuis, maar het vonnis bleef staan.